Actualités
Klantenzone

In België zijn er geen tweederangsburgers

Gepubliceerd op : 28/03/2024 28 mars mars 03 2024

Op 21 maart 2024 heeft het Grondwettelijk Hof artikel 13 van de wet van 25 december 2023 "tot wijziging van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement en tot wijziging van het oude Burgerlijk Wetboek, teneinde jongeren van zestien en zeventien jaar in staat te stellen aan deze verkiezing deel te nemen zonder voorafgaande registratieformaliteiten" geschorst.[1]

Met dit arrest bevestigt het Hof opnieuw het belang van het kiesrecht als fundament van een democratische samenleving en een rechtsstaat. Het weigert categorisch om het electoraat te fragmenteren en van jonge kiezers tweederangsburgers te maken.

Toen de wetgever in juni 2022 jongeren wilde laten deelnemen aan het democratische leven, stelde hij het kiesrecht open voor jongeren van 16 en 17 jaar die zich zouden inschrijven om te stemmen. Toen het Grondwettelijk Hof zich over deze maatregel moest uitspreken, oordeelde het dat de voorwaarde van voorafgaande inschrijving een belemmering vormde voor de effectieve uitoefening van het recht dat aan deze jonge kiezers werd toegekend.[2]

De wetgever was er als de kippen bij om het boek terug op de tekentafel te leggen en koos er daarom voor om te voorzien in de automatische inschrijving van jonge kiezers op de kiezerslijsten. Deze jonge kiezers zouden echter, in tegenstelling tot oudere kiezers, niet verplicht zijn om te stemmen.

Op dit punt is bij het Hof een vordering tot schorsing (en nietigverklaring) van de wet aanhangig gemaakt.

In het arrest 35/2024 roept het Hof de wetgever op om het kiesrecht ten volle te durven uitbreiden naar jonge kiezers. In deze geest neemt het Hof nota van de door de wetgever geuite wil om jonge kiezers een reëel recht toe te kennen om deel te nemen aan het democratische leven. Het Hof wijst er ook op dat in België de doeltreffendheid van het kiesrecht wordt gewaarborgd door het verplichte karakter ervan. Het hof ziet niet in – en de wetgever heeft niet uitgelegd hoe – dat de stem van jonge kiezers moet worden verwaarloosd door een facultatief karakter.

Het is juist dat de wettelijke sanctieregeling varieert naargelang men ouder of jonger is dan 18 jaar. Natuurlijk zijn jongeren jong en mogen ze niet worden blootgesteld aan "ongewenste" druk en moeten ze worden aangemoedigd om zich via de stembus te uiten. Maar in België, zo wijst het Hof erop, "[is het kiesrecht] een aspect van de democratische rechtsstaat dat dermate essentieel is dat de vrijwaring ervan alle burgers aanbelangt” (B.6.4.). Het is niet verantwoord dat de stem van sommige mensen op basis van hun leeftijd minder telt dan die van anderen.

Het belang van het kiesrecht als kenmerk van het burgerschap blijkt niet alleen uit het besluit van het arrest, maar ook uit de redenering van het Hof.

In dit arrest heeft het Hof op verschillende niveaus een juridische redenering ontwikkeld die is gebaseerd op het wezenlijke of oorspronkelijke karakter van het kiesrecht.

In de eerste plaats blijkt de cruciale waarde die aan het kiesrecht wordt gehecht, uit de analyse van het Grondwettelijk Hof van de ontvankelijkheid van verzoekers beroep. Gelet op het belang van het betrokken recht kan het belang worden vermoed.

Deze zelfde waarde rechtvaardigt een strengere beoordeling van de rechtvaardiging van het criterium voor het onderscheid tussen kiezers. Het Hof herhaalt dat het kiesrecht "een fundamenteel politiek recht is in de representatieve democratie en van cruciaal belang is voor het vestigen en het handhaven van de grondslagen van de democratie. Aangezien het verplichte of facultatieve karakter van de deelname aan de stemming een wezenlijk kenmerk van het kiesrecht is, moet een fragmentatie van het kiezerskorps door dwingende motieven van algemeen belang worden verantwoord." (B.12.2).

Een derde uitdrukking van het belang van de betrokken waarden ligt in de quasi-automaticiteit van de ernst van het aangevoerde vooroordeel: "Het nadeel dat zou ontstaan uit verkiezingen die op een ongrondwettige basis zouden worden georganiseerd, is noodzakelijkerwijze ernstig omdat het zou gaan om een aantasting van het recht zelf om te kiezen en te worden verkozen, essentieel voor het bestaan zelf van een representatieve democratie." (B.16.3).

Ten slotte concludeert het Grondwettelijk Hof dat, gelet op het wezenlijke karakter van het kiesrecht voor de democratische rechtsstaat en het risico van het houden van verkiezingen op ongrondwettige gronden, slechts uitzonderlijke omstandigheden kunnen rechtvaardigen dat de bestreden bepaling niet wordt opgeschort (B.17.3.).

Zowel in zijn boodschap als in zijn methode herinnert het Hof ons eraan: "Er is in de Staat geen onderscheid van standen. De Belgen zijn gelijk voor de wet."

Auteurs

Annabelle Deleeuw
Pierre Slegers
Advocaat-Vennoot
XIRIUS PUBLIC, Droit de la santé, Finances publiques
(00)
Voir l'auteur Contacter l'auteur Tous les articles de l'auteur

{ HISTORIQUE }

<< < ... 5 6 7 8 9 10 11 ... > >>
Niet-ondersteunde browser

De Internet Explorer-browser die u momenteel gebruikt, kan deze website niet correct weergeven.

Wij raden u aan een recentere, veilige browser te downloaden en te gebruiken, zoals Google Chrome, Microsoft Edge, Mozilla Firefox, of Safari (voor Mac) bijvoorbeeld.
OK